vrijdag 16 mei 2014

Feeding the city


In de animatiefilm ‘Cloudy with a chance of meatballs’ maakt iemand een machine die het eten laat regenen. Dat lijkt een succes, maar als de inwoners steeds meer voedsel gaan vragen, gaat het mis; spaghettitornado’s en gigantische gehaktballen bedreigen de wereld. In de film komt het uiteindelijk goed, maar hoe brengen wij mensen weer veilig in contact met voedsel in hun eigen omgeving?
Het antwoord daarop wordt deels gezocht in stadslandbouw. In Almere, maar ook in Toronto, Lima, Milaan en andere grote steden. In ‘Stadslandbouwcafé´s’ delen steden hun ervaringen. Op 16 mei komen ze samen in Utrecht en op 16 april was Almere gastheer van zo’n café, in Schouwburg Almere. Toen ging het over ‘Feeding the city’, onder leiding van tafelheer Johan Bouwmeester en onder toeziend oog van een betrokken publiek. Het thema Growing Green Cities, bedacht in het kader van de Floriade Almere 2022, staat centraal in de ontwikkeling van Almere. Dat verwijst naar een beweging die het leven van stadsbewoners in alle opzichten duurzamer, gezonder en aantrekkelijker moet maken.

De ideale stad van Henk Meijer, project Floriade Almere 2022 (en Growing Green Cities) is een meerkernige stad, met een ‘groene en blauwe structuur’, een tuinstad zoals die ooit is bedacht door Ebenezer Howard. “Misschien verdubbelt de stad de komende dertig jaar. Dat moeten we doen op een zo duurzaam mogelijke manier. En dat kan.”
Dat staat ook in de concept Cultuurvisie Almere 2.0, al wil hij dat geen blauwdruk noemen: “Het laat zien wat er mogelijk is. Mensen én natuur dienen is onze opdracht. Het is voor het eerst in Nederland dat de stadslandbouw bepaalt hoe we ons landschap vormgeven. Dat zien we terug in de manier hoe we met water omgaan en heeft ook zijn weerslag op de economie. We wisselen ideeën uit met onze internationale partners om deze ideeën te verbeteren. Daarbij leren we ook van onze fouten.”
Ieder op zijn eigen niveau
Iedereen kan daar op zijn eigen niveau aan bijdragen: “Op macroniveau produceren we voedsel voor de wereldmarkt. Op mesoniveau ontwikkelen we steden. Mensen kunnen hier hun droom waarmaken op elk niveau tussen de eigen buurt en de wereld. Ze kunnen samen bouwen aan educatie, transport, ondernemingen en de openbare ruimte. Op microniveau helpen we de kleinste initiatieven groeien. Die ondersteunen we, zodat mensen hun eigen kracht ten volle kunnen benutten.” Wat hem betreft zal de Floriade daarbij helpen. Want dat gaat om ‘state of the art’ duurzaamheid, zowel sociaal en fysiek als economisch en ecologisch.


Lauren Baker is coördinator van de Toronto Food Policy Council in Canada. Ook zij ziet de ontwikkeling van inwoner naar ondernemer en van lokaal naar regionaal. “Het is niet meer dan logisch dat we verbinding zoeken met andere steden als het gaat om het vinden van nieuwe oplossingen.” Hoe organiseren zij stadslandbouw in een stad met ruim 2,6 miljoen inwoners? “We zijn ermee bezig sinds de ‘gezonde stad-beweging’ in de jaren ’80. Er is zelfs een VN-verdrag over gezondheidsbevordering getekend. Dat gaat ook over het werk dat mensen doen, de plek waar ze leven en het voedsel dat ze eten. De vraag was waarom in een grote, rijke stad als Toronto arme mensen leven die geen gezond voedsel hebben. Boeren, ondernemers, professoren, jongeren en gezondheidsdeskundigen proberen samen de stad hierover te adviseren.”
Het draait dus ook om (burger)participatie. Inwoners werken samen met de gemeente, stellen een actieplan op en voeren het uit. Zo kunnen ze zelf hun producten verkopen op lokale markten. Dit heeft ook effect op de voedselinfrastructuur; hiermee maken ze de stad een knooppunt voor de distributie van landbouwproducten. “Het is zeer succesvol, omdat het leuk is. Mensen voelen zich verbonden met het thema; het is praktisch, opwindend en stimulerend.”

Sociaal contact
In Lima draait ‘Growing Green Cities’ vooral om voedselveiligheid. De stad is erg vervuild, net als Mexico Stad en Santiago. Droogte en smog zijn een groot probleem. “Maar het is niet alleen maar ellende”, benadrukt Henk Renting, programmamanager RUAF Foundation Hij heeft regelmatig contact met de initiatiefnemers van stadslandbouw in die regio. “Voedsel verbouwen geeft het leven betekenis; mensen proberen daar hun verhouding met voedsel en omgeving opnieuw vorm te geven, omdat ze ooit van het platteland naar de stad kwamen en anders zijn gaan leven. Het belangrijkste doel is het zorgen voor voedsel voor iedereen in de stad; dat is ook een sociaal proces.”
Als voorbeeld noemt hij de school- en stadstuintjes, deels op voorheen verwaarloosde openbare plekken. Die geven mensen voedsel, een doel, een plek van samenkomst en geld door de verkoop van een deel van de oogst. Volgens Renting  kan overheidsbeleid daarbij helpen: “Je hebt altijd een verband nodig tussen de initiatieven en de overheid. In Almere beginnen we van onderop, maar we hebben ook een reactie nodig van bovenaf, zoals het faciliteren van opleidingen.”

Familie versus economie
“In Milaan is voedsel geen probleem, want iedereen heeft wel iemand in de familie die zich bezighoudt met landbouw”, zegt Andrea Calori, voorzitter van het International Urban-Rural Network URGENCI Milaan in Italië. “Het probleem is dat we niet op een moderne manier nadenken over duurzaamheid en de rol van voedsel in de stad. Landbouw zit in het DNA van de stad, maar we bekijken het nog steeds met een traditionele blik.”

Hier gaat het niet om de balans tussen platteland en stad, maar om het verbinden van consumenten. “Er zijn heel veel lokale markten en keuterboertjes, maar we hebben geen duidelijk beleid over ons voedsel. In Italië hebben we een sterke traditie van coöperaties, maar voedsel maakt daar geen deel van uit.” Duurzaamheid begint wat Calori betreft bij het dagelijks leven. “We proberen het familieleven te verbinden met onze economie. De rol van de beleidsmakers is dit te faciliteren en verbeteren, niet te reguleren. Zij kunnen het Europese en milieubeleid vertalen in lokaal beleid.”
In Almere houdt onder meer burgerinitiatief Vereniging Buitenstad zich bezig met stadslandbouw. Voorzitter Gerda Lenselink: “We hebben geluk met ons jonge en leergierige netwerk in Almere. In Almere krijgen we veel kansen en zien ze ook de noodzaak. Hier komen burgers, scholen, woningbouw en gemeente met elkaar in gesprek, ontplooien samen initiatieven en leren van elkaar. Zo ontdekken we welke initiatieven we nodig hebben.” Als voorbeeld noemt ze de Warmoezerij: “We werken op zeer kleine schaal, maar we komen er wel. Tot nu toe praten we er vooral over; we moeten het concreter maken. Wat moet je bijvoorbeeld betalen voor een stukje land?”

Businessmodel
Steeds meer plekken in Almere zijn bestemd voor stadslandbouw, maar internationaal verlaten juist steeds meer boeren de stad vanwege de hoge grondprijzen. Kunnen we iets doen aan die prijzen? Duurzaamheid is een noodzaak, vinden alle sprekers. Maar het is ook een businessmodel, zegt Meijer. “Een deel van de openbare ruimte zal altijd groen moeten zijn; of het nu een park, een speelplek of stadslandbouw is. Dat hoeft niet duur te zijn.” Ook Baker vindt dat de planners goed moeten kijken naar de landbouwsector en vraagt aandacht voor de nichemarkten. Daar is, met gebruikmaking van alle informatie die we al hebben, zeker ruimte voor in de stad, ook financieel.

Voorlopig is ons voedsel vooral in handen van handelaren. Zo probeerde stadsboer Tom Saat te volgen waar zijn producten naartoe gingen. Zijn broccoli belandde na de oogst in een distributiecentrum in Frankrijk en dook daarna weer op in een supermarkt in Almere. ‘Boer en filosoof’ Jan Huijgen wil daarom de balans die er ooit was tussen stad en platteland weer herstellen. Hij geeft de deelnemers nog wat vragen mee: “Wat is voedsel? Is het een product of een recht? Wie gaat daarover? En gaan we er op de juiste manier mee om?”
Bernadet Timmer
Meer informatie vind je op www.growthecity.eu 

donderdag 1 mei 2014

Creatief met slib


Als je op vakantie gaat, moet je ver rijden om net zo’n zoete zee tegen te komen als het Markermeer. Het trekt ook bijzondere vogelsoorten aan en je kunt er geweldig op zeilen. Over vijf jaar komt er misschien nog een attractie bij: een eiland.

Slib is een echt Nederlands product: we zijn erop gebouwd. Het is een soort fijne modder. Maar het ene slib is het andere niet. Zo ziet het slib uit het Markermeer eruit als een grijzig goedje, dat blijft zweven in het water en zo het leven van planten en dieren bemoeilijkt. Toch kan ook dit een bouwsteen zijn.  

Het Markermeer is niet uit zichzelf ontstaan. In zijn roemruchte geschiedenis is het afgescheiden van het IJsselmeer en waren er plannen om het in te polderen. Al vanaf de jaren ’70 zijn daar debatten over, maar de overheden spraken af dat dat niet gaat gebeuren. Daardoor heeft het meer een aantal grote gebreken, zoals het ontbreken van natuurlijke ondieptes waar vissen kunnen paaien. Toen het nog Zuiderzee was, zat het vol met zoetwatermosselbanken en vis, maar sinds een jaar of vijftien neemt die hoeveelheid enorm af, waardoor ook de vogels wegblijven. Door de Houtribdijk kan het slib nu niet meer weg. Er ligt nu een laag van decimeters slib op de bodem, losgewoeld door harde wind en golven. Ruwweg 50.000 van de 70.000 hectare Markermeer heeft een bodem waar bijna geen leven meer in zit.

Marker Wadden
Rijkswaterstaat en ingenieursbureaus zijn al tijden aan het berekenen hoe het beter kan. Daarom heeft projectdirecteur ‘Marker Wadden’ Roel Posthoorn bij Natuurmonumenten een plan uitgewerkt voor een gezonder Markermeer. “We moeten het gaan onderhouden. Het nadeel is dat het een relatief onbekend gebied is. Het Marker- en IJsselmeer is als topnatuur aangewezen. Tweeënhalf jaar geleden merkte je dat de groeiplannen van Almere stokten en daarmee de ontwikkeling van wegen én natuur. Want uit die groei zou ook de investering van de natuur betaald worden. Om te voorkomen dat er niets gaat gebeuren, hebben we alle maatregelen op een rij gezet. Met het idee de Marker Wadden, een archipel van eilanden van Almere tot Enkhuizen, kunnen we de bodem weer gezond maken en de visstand weer op peil krijgen.”

Ze willen in 2016 beginnen met de eerste stap: een groot eiland ter hoogte van Lelystad. “We leggen onder water een geulenstelsel aan, waardoor de natuur voor ons aan het werk gaat: met een storm komt al het slib in beweging en daalt neer op de diepste plekken. Wat we uitgraven aan klei en zand gebruiken we om een ringeiland van te maken. Het slib pompen we in dat atol, waarna het indikt en we er land van kunnen maken. Dat zullen we moeten beschermen tegen de kracht van de golfslag. Het stuk in de luwte kan een zandstrand krijgen.”

Ook voor mensen
Wat Posthoorn betreft voegt het veel toe aan wat het Markermeer te bieden heeft, want de eilanden worden ook toegankelijk voor mensen. “We maken een plek die mooi is en waar je naartoe kunt met je zeilboot of een veerboot, waar je aan kunt leggen, vogels kunt zien, et cetera.” Daarvoor zijn nog wel een paar spelregels nodig, want “mensen kunnen elkaar nog wel eens in de weg zitten. We zijn met veel groepen in gesprek om te kijken wat we ervan kunnen maken, zonder dat we politieagentje hoeven te spelen.”  

In 2020 kan het eerste eiland volgroeid zijn. Komt er daarmee een einde aan het ronddwarrelende slib? “Het zou dweilen met de kraan open kunnen zijn, maar ik denk dat we veel sneller dweilen dan de kraan druppelt. We proberen hiermee het natuurlijk evenwicht te herstellen. Langs de kust van Noord-Holland zie je veel meer waterplanten: die houden het slib vast. En als de mosselen weer terugkeren, kunnen zij heel veel slib uit het water filteren. We realiseren ons dat we niet alles weten. Daarom gaan we nu eerst het eerste eiland bouwen en onderzoeken. Dan weten we of we succesvol kunnen zijn.”

Bernadet Timmer
Communicatie