vrijdag 22 augustus 2014

“Het is verbazingwekkend dat we maar zo weinig fouten maken”


“Het is verbazingwekkend dat we maar zo weinig fouten maken”

“Geen enkele diersoort is in staat om zich die complexe vaardigheid zo volledig eigen te maken als de mens om onderling te communiceren. Dat kan evolutionair bepaald zijn. Toch begrijpen mensen al jong vrijwel vanzelfsprekend taal. Dat betekent dat ons brein dus al een intrinsieke structuur heeft om deze vaardigheid te leren.”

Professor doctor Peter Hagoort kan het weten: hij is hoogleraar cognitieve neurowetenschap aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Al op de Paradisolezing op 16 februari 2014 vertelde hij over ‘de magie van het talige brein’. Het thema was ‘De zin en onzin van wetenschap in films’, waarbij hij met de ‘Silly Voices at the Police station’-sketch van Monty Python de werking van taal liet zien.

De magie van het menselijk taalvermogen is groot. We kunnen heel veel variaties aan in taal. Snel, langzaam, hard, zacht, hoog, laag, etc. Er zijn ter wereld zo’n 6.000 talen die nog gesproken worden. Sommige bestaan uit tien klanken, andere uit meer dan honderd. Sommige maken gebruiken van bijzondere toonhoogtes of geluiden. Ook tussen sprekers van dezelfde taal is er een enorme variëteit. Bijvoorbeeld de hoeveelheid woorden die ze kennen (woordenschat). Hagoort: “Een doorsnee taalgebruiker heeft 50.000 woorden in het geheugen opgeslagen. Je weet hoe die woorden klinken, hoe ze geschreven worden, wat ze betekenen en in welke volgorde ze horen. Het spreken van woorden is een van de meest complexe motorische vaardigheden die we kennen.”

Versprekingen
‘Taal maakt een oneindig gebruik van eindige middelen’ aldus Wilhelm van Humboldt (1767 – 1835). Zinnen zijn in je geheugen opgeslagen als kant-en-klare pakketjes. Maar ze moeten telkens worden geassembleerd uit losse onderdelen. Als je een woord produceert, ligt het volgende woord al klaar. Daardoor kunnen versprekingen optreden. Bijvoorbeeld door de verwisseling van klanken (zoals ‘laud appluis’ of ‘scheldgieters’) of woorden (‘lonen met lage landen’). We maken gemiddeld één keer per 1.000 woorden zo’n verspreking.

Er zijn vier procesniveaus betrokken bij de vorming van gesproken woorden. De eerste is conceptualisering; het helder maken van het onderwerp. Het geeft antwoord op de vraag: wat is dit? De volgende stap is grammaticale codering; het plakken van een woord op een onderwerp (dit is een…). Daarna volgt de fonologische codering (dit woord klinkt als…). En ten slotte volgt de articulatie, het uitspreken van het bedachte woord. Baby’s moeten leren het continue spraaksignaal op te knippen in woorden.

Luisteren
We drukken gedachten (proposities) uit in taal. Die boodschappen vragen voorbereidingstijd. Daarna worden de woorden op een bepaalde snelheid uitgesproken. Je haalt de klanken die je daarvoor nodig hebt razendsnel op uit je geheugen. Maak je dat proces hoorbaar, dan klinkt het als een Geigerteller in Fukushima. Hagoort: “Het is verbazingwekkend dat we maar zo weinig fouten maken met die snelheid”. Je merkt pas hoe complex praten is, als je mensen hoort die getroffen zijn door een beroerte of ziekte die het taalgebied in de hersenen aantast.

Spraak is meer dan het achter elkaar plaatsen van losse woorden. Je hebt ook de intonatie nodig om de zin te snappen. Daaraan kun je woorden herkennen, zelfs al worden ze niet helemaal uitgesproken. Luisteren is voor een deel voorspellen wat er komt. ‘Close shadows’ kunnen dat het beste; zij zijn in staat de zinnen van een ander vrijwel simultaan uit te spreken.

Gebarentaal
Taal is overigens niet hetzelfde als spraak. Denk bijvoorbeeld aan gebarentaal. Dat heeft dezelfde rijkdom aan variaties als andere talen, zoals dialecten. Taal is multimodaal: onze gebaren zijn ondersteunend bij het overbrengen van de boodschap en helpen ons om onze woorden te vormen en in goede banen te leiden. Probeer maar eens iets uit te leggen terwijl je handen op je rug gebonden zijn. Vanaf negen maanden beginnen baby’s al gebaren te maken bij taal. De boodschap wordt dankzij gebaren eerder begrepen en blijft ook langer hangen.
Hagoort: “Als je een andere taal leert, blijf je toch de gebaren gebruiken van je moedertaal. Daaraan kunnen anderen dus ook zien dat je geen ‘natural speaker’ bent”.

Ook voor ons denken en bewustzijn is taal van belang. Het denken waarvan wij ons bewust zijn, lijkt op interne spraak. Dat wordt beperkt door taal, klanken die we kennen en gebruiken. Onbewust denken (intuïtie of creativiteit) is veel moeilijker in woorden uit te drukken. Om die gedachten om te zetten in iets wat je over kunt brengen, heb je een taal nodig.

Spiegelen
De boodschap geeft als het goed is ook informatie over de spreker. Is het een man of een vrouw, een kind of volwassene, een arbeider of een directeur, etc. Herkenning van woorden maakt niet dat je automatisch de boodschap begrijpt. Door de handeling van een ander in je eigen brein te simuleren, kun je de boodschap begrijpen. Je hersenen activeren daarom ook motorische neuronen. Hagoort: “Rizzolatti noemde die ‘spiegelneuronen’. Je moet de betekenis soms afleiden uit de context waarin de woorden zijn gesproken. Op ‘Het is hier warm’ kun je zowel ‘Ja, hè’ antwoorden als ‘Ik zal het raam even opendoen’.”

Onze hersenen stellen ons in staat om te redeneren en de bedoelingen van anderen te snappen. Daar gaat het bijvoorbeeld mis bij autisten. De spiegelneuronen helpen hen niet om de betekenis af te leiden uit woorden. Kennis over taal en ons brein helpt om het onderwijs te verbeteren, zoals de leesmethodes. Hagoort: “Het schrift is een culturele verworvenheid waarvoor ons brein oorspronkelijk niet is uitgerust. Het leesproces moet dus gebruik maken van wat voorhanden is in ons visuele brein.”

Leren
Er zijn vele schrifttypen in de wereld, maar ze zijn allemaal toegesneden op symbolen die al in onze hersenen zijn opgeslagen. Het brein moet zich ook aanpassen aan het symmetrieprincipe: je kunt letters niet ongestraft omdraaien omdat dan de betekenis verandert. Hagoort: “Hoe kun je een taal goed leren als je maar twee tot drie uur per week taalonderwijs krijgt? Docenten weten in de praktijk het best wat wel werkt en wat niet. Hoe meer tijd je erin steekt, hoe beter, maar je moet in het leven keuzes maken en prioriteiten stellen. Meestal doe je het met wat je hebt en blijkt dat vaak ook voldoende voor wat je moet doen.” Kennis over de werking van het brein kan helpen bij het ontwikkelen van de juiste leermethode. De magie van taal berust wat Hagoort betreft dus op de werking van het brein.

Bernadet Timmer